Ze ligt hier aan mijn voeten
en slingert door ’t gras.
Ik ga haar zo begroeten,
terwijl ik op mijn tellen pas.
Nauw volg ik haar contouren.
Zweet parelt in mijn nek.
Ze weet me te vervoeren,
als ik weer mijn benen strek.
Ze kent grote hoogten, diepe dalen,
haar tempo volg ik net.
Ik wil het einde halen,
maar draai een te groot verzet.
Hiervoor oefende ik weken,
terwijl ik draai en zwenk.
Morgen voel ik geen gebreken,
als ik aan Limburgs Mooiste denk.
12 juni 2006