De Wetering glanst het laatste licht,
dat door de wolken daalt
en in het bekoorlijk zicht
weet ik waarom het straalt.
‘t Schouw stapelt zich in treden.
Het groen en zachte mos sluipen,
hoog, hoger, weg van het verleden,
alsof ze naar mijn toekomst kruipen.
Tussen vogels, vlinders, vissen,
de regen en de zonnestralen.
Ik zal mijn liefste missen,
maar eens kom ik haar halen.
Langzaam word ik opgetild.
Ik veer ongemerkt omhoog.
Verlost, haast ongewild,
naar het midden van de regenboog.
19 augustus 2010