O, wat ben jij afgevallen
je gezicht krijgt nare trekken
onder je ogen heb je wallen
en bij je oren zie ik vlekken
Ik wil dat niet meer langer horen
en heb de aanval ingezet
niets kan mij gaan verstoren
tot ik omkom in het vet
De vrieskast allereerst geplunderd
van een goed gevuld konijn
wat er later naar mij glundert
was ooit het rugje van een zwijn
In de schoorsteen hing te drogen
een hele dikke runderworst
en wat ik vast zou mogen
zijn die vogeltjes met korst
Wat zal ik verder gaan proberen ?
In de schuur stonden in ‘n grote kist
rode appels, en sappig volle peren
ik verzwelg ze voor ze zijn gemist
Geschakeld naar de hoogste trap
eet ik alles op mijn weg
goudgefruite uitjes, abrikoos op sap,
rode bietjes, niets wat ik me nog ontzeg
Volop zit ik nu te schranzen
oliebol, appelflap en pannenkoeken
tulband en amandelkransen
het komt me toe uit alle hoeken
Eindelijk de sleutel tot de proviand
feestsalades in een hap verslonden
druipend vet lik ik van mijn hand
raak van taart zelfs opgewonden
Uit de keuken komen zoete geuren
mijn wangen moeten bollen
het grote werk staat te gebeuren
de kerstbroden en weihnachtsstollen
Al dat eten stijgt me naar de kop
maar mijn broek zit me nog te ruim
het bestaat niet dat ik stop
bij schalen vol fondant en chocoschuim
Niets is me meer te mal
dus in de vrolijke kerstnacht
heb ik tenslotte in een stal
‘n os en ezeltje geslacht
In een hoekje stonden er drie rijken
verder Jozef en Maria met hun kind
ineens wat bibberend te kijken
want door alle kieren kwam de wind
Ieder in de wereld kent zijn plicht,
dus drommen herders en hun schapen,
stonden buiten in het sterrenlicht
mijn afgekloven botten op te rapen
Morgen is het Kerstmis
waarbij klokken luiden voor de vree
en als ik me niet vergis
eet ik dan weer een hapje mee.
24 december 2007